27 mei 2011

Over Wodan en de onderbuurvrouw die op Anita Meyer leek

'Mama, vertel eens wat over vroeger, toen jij klein was.' vroeg Olivia toen ik haar naar bed bracht.
Dus ik verfde mijn haren grijs, maakte een knotje, pakte mijn breiwerk en mijn kunstheup en ging in de schommelstoel zitten.

'Vroeger, toen ik klein was, woonde ik in Schiedam in een flat. Weet je wat dat is? Precies.
We woonden op de bovenste verdieping. Dat was vier hoog.
We hadden daar geen lift dus moest ik altijd heel veel trappen op en af.
Daarom heeft mama nu zo'n gestroomlijnd figuur. (....)
Als ik wilde spelen, dan moest dat altijd buiten op het speelplaatsje waar één klimrek en één schommel stond.
Er was ook een grasveldje.
Maar daar poepte Wodan altijd. Zo heette de hond van een jongen uit de buurt.
Die was fan van Feyenoord. Dat is een voetbalteam. Hij schreef dat ook overal, met een dikke stift op de brievenbussen. Andere jongens krasten dat dan weer door en schreven er Ajax.
Dat is ook een voetbalteam.
Dus op het grasveldje speelden we niet zo vaak. De grote jongens voetbalden daar ook altijd.
En die vond ik een beetje eng.
Alle kinderen uit de flats hadden een speciale lokroep voor hun mama's.
Want als je wat wilde vragen en steeds omhoog moest lopen, dat duurde te lang.
Dus dan gingen we onder aan de flat staan en riepen: 'Maaaaaah-maaaa, Súúú-san roept je, má-ham! Maaaaah-maaaa, Súúú-san roept je, má-ham!'
Als je een lange naam had, zoals bijvoorbeeld Samantha, dan zat je niet zo lekker in het ritme van die lokroep. Dan moest je dat heel snel zeggen.
'Maaaah-maaa, S'mantha roept je, má-ham!'
Soms moest je wel zeven keer roepen, want als mijn mama, jouw oma Haldis, aan het stofzuigen was ofzo, dan hoorde ze dat natuurlijk niet.
Dan kwam ze boven aan de reling van de galerij staan en schreeuwde vriendelijk: 'WAT ÍS ER??!!'
Ja, net als ik tegen jou, als je me twintig keer roept, ja.
En dan vroeg ik om een snoepje of zo. En dan deed oma Haldis dat in een plastic zakje en dan gooide ze dat zó, ploep, vier verdiepingen naar beneden.
Of ze gooide een bal. Of een pop.
Een bal was het leukste. Die stuiterde dan soms tot aan de tweede verdieping weer omhoog.
Precies aan de overkant, in de andere flat, woonde mijn vriendinnetje en als je heel hard riep, kon je met elkaar praten vanuit de galerij.
En naast ons woonde mijn buurjongetje Ralph. Daar speelde ik ook heel veel mee.
Die was dol op Star Wars. Dat is iets voor jongens, met ruimteschepen enzo.
Als het regende? Dan speelden we binnen. Of op de galerij.
Met onze skelters reden we dan heen en weer of we zetten een tent op.
Oma Haldis zat altijd met de buurvrouw buiten op de galerij te kletsen en koffie te drinken.
En Caballero zonder filter te roken.
Onder ons woonde een mevrouw. Die leek op Anita Meyer. Die ken je niet.
Ralph en ik deden wel eens een plastic zakje aan een touwtje en dan was dat onze vlieger.
Of we lieten het zakje heel langzaam naar beneden zakken en soms stopte Anita Meyer er dan iets lekkers in.
Ik deed het een keer met een vuilniszak, omdat die groter was, maar toen zat er toch nog steeds maar één snoepje in. Dat was jammer.
Om de hoek zat de groenteboer. Toen ik heel klein was, noemde ik die de 'Naantjesm'neer'.
Naantjes. Van banaantjes. Ja, da's grappig hè.
Nee, ik vond het niet erg dat we geen tuin hadden.
Ik wist niet eens wat een tuin was.
Ik was altijd buiten op het speelplaatsje. Met mijn fietsje of op mijn rolschaatsen.
Van die blauwe met geel. Daar was ik zo blij mee.
Het speelplaatsje was mijn tuin.
En het huis waar we woonden was heel klein.

Ik vond het daar fijn.
Nu slapen jij. Jaja, tuurlijk ben jij wel blij met een tuin. Ik ook hoor.
Nee Wodan is allang dood.
Trusten, poppetje.'



25 mei 2011

Samen spelen, samen delen.

Mijn allerlaatste column voor Kinderen is inmiddels gepubliceerd.
Voor jullie nog even de een-na-laatste.


Terwijl ik midden in een haastig ochtendgebeuren zat en zenuwachtig voor mijn kledingkast heen en weer drentelde, hoorde ik beneden veel geschater en gegiechel.
Nu is dat natuurlijk heel normaal in een huishouden met kinderen, maar met vlagen kan ik daar plots enorm van genieten. Niet zelden sluip ik dan even naar de betreffende ruimte waar het lawaai vandaan komt en kijk dan om het hoekje van de deur om het tafereel te bekijken.
Dat broer en zus zoveel lol met elkaar kunnen hebben, dat vind ik iets machtigs moois.
Kijk, ik ben zelf enig kind. Ja, triest hè. Heel zielig.
Toen ik jong…nee, toen ik klein was, heb ik dat helemaal niet als iets vervelends ervaren.                           Ik was goddank geen verwende blaag.
Als kind van gescheiden ouders kreeg ik zéker niet alles wat mijn hartje begeerde, dus groeide ik op met een aardig besef van de waarden van dingen.
Als ik me verveelde, dan liep ik naar de andere kant van de straat om daar met mijn 2 nichtjes te spelen, die destijds voor mij de zusjesrol invulden.
Als ik geen zin had om te spelen, bleef ik lekker thuis en werd door niemand gestoord.
Eigenlijk helemaal prima.
Ik hoefde niks te delen, maar nu ik ouder word, besef ik me, ik kán ook niks delen.
Tuurlijk heb ik vriendinnen, een man en de rest van mijn sociale contacten, maar echte jeugdherinneringen over het gezinsleven en hoe ik dat beleefd heb, heb ik alléén ervaren en niet gedeeld met een broertje of zusje.
Toen ik jaren geleden zag hoe mijn moeder en haar 3 broers een nóg hechtere band kregen rond het ziekbed van mijn oma, sloeg dat besef opeens keihard toe.
Als één van mijn ouders straks, hopelijk pas over vele jaren, ziek wordt, verzorging nodig heeft en uiteindelijk overlijdt, is er niemand met wie ik dat leed kan dragen zoals je dat kunt met een broer of een zus.
Dan sta ik er alleen voor.
Natuurlijk ben ik een sterke vrouw en heb ik voldoende lieve mensen om me heen, maar toch ben ik dan een beetje jaloers op mensen die dat wel hebben.
En uiteraard zijn er genoeg die het bloed van haar perfecte zus of zijn irritante broer wel kunnen drinken, maar tóch, een bloedband is iets heel speciaals en voor mij helaas volledig onbekend.
Niet zo heel raar dus dat ik vol verwondering en plezier kan kijken naar de interactie tussen mijn kinderen.
Het is niet altijd lol wat de klok slaat en ongetwijfeld zal het gebeuren dat Olivia haar broer de ogen uit wil krabben omdat hij haar pest met haar prille verliefdheden of dat Tijl zijn zus een rotschop wil verkopen omdat ze hem stoort tijdens een computerspelletje.
Maar er komt een moment dat ze zich, net als ik, realiseren hoe waardevol het is om sámen op te mogen groeien.
En ik? Ik vraag volgend jaar wéér een broertje aan Sinterklaas….

23 mei 2011

Is het eigenlijk 'Teetris' of 'Tètris'? Doet er ook niet toe. Nu begint mijn tekst:

Elke week als ik de Grote Boodschappen doe -niet te verwarren met EEN Grote Boodschap, want die uitdrukking gebruik ik nooit, ik zeg gewoon 'poepen'- vraag ik me af of ik eens een stukje moet schrijven over het inruimen van het boodschappenkrat.
Dat leek me namelijk bijzonder boeiend.
Want ik ga boodschaptechnisch heel strategisch te werk.
Nadat ik die kar heb volgestouwd met zo'n 100 euro aan boodschappen, kom ik bij de kassa en begin ik al een beetje zenuwachtig te worden.
Het volzetten van de loopband luistert namelijk heel erg nauw.
Wil ik dat krat enigszins slim vullen en de alle ruimte optimaal benutten dan moet ik bij de loopband al zeer strategisch te werk gaan.
De pakken melk, Optimel en de flessen frisdrank als eerste.
Daarna het pak Special K en de Cracottes.
Dan al het vlees en zwaardere pot -en fruitwerk.
Heel efficiënt pak ik dit aan. Heel efficiënt.
Maar dán! Begint het kassameisje te bliepen en de band te lopen en wiebel ik nerveus heen en weer tussen de naar beneden schuivende boodschappen en de loopband.
De race tegen de klok is begonnen.
Links gooi ik nog wat zakken appels, chips en wc-papier op de band, pleur dat 'volgende klant bordje' erachter en rechts begin ik in te pakken.
Als een manische tetris ik alles naast en op elkaar en oh oh, wat past het allemaal mooi.
Kijk hoe het pakje Conimex perfect tussen de Evergreen en de Coolbest past!
De spaghetti staat fier naast de rijst en de zak Senseopads omarmt het potje appelmoes.
Gebroederlijk. Hand in hand, kameraden.
Ik zie de bewonderende blikken van de klanten achter mij en ook de cassière is flabbergasted.
Ze fluisteren tegen elkaar: 'Dit zie je niet vaak. Die perfectie! Die trefzekerheid!'
Ik weet zeker dat ze dat zeggen.
De twee kuipjes smeerkaas sluiten naadloos aan op het dekseltje van de filet americain, de Wieger Ketellapper lijkt gemaakt te zijn om op de eieren te lig....
Eieren? Die moeten niet onderop!
Ja. En dan is het bekeken. Mijn ogen schieten naar de loopband, die is bijna leeg, m'n Bonuskaart ligt nog op dat plastic schapje boven de kassa en ik heb óók nog niet mijn pinpas bij de hand.
De gebliepte boodschappen schuiven op en over elkaar heen. Chaos! Massahysterie!
Er rest nu niks anders dan ongecontroleerd gegraai naar zakjes sla en broodjes.
Die moet ik koste wat het kost in veiligheid brengen!
Er volgt gesmijt en gegooi en geprop. Het halfje maanzaad neemt vreemde vormen aan onder het gewicht van 7 Jonagolds. Barbabenno is er niks bij.
Nergens is nog mijn kordate effiency van zojuist te vinden.
Ik ritsrats mijn pinpas door het apparaat, antwoord gedecideerd 'Nee. Nee. Ja. Hetzelfde' op de vragen van de cassière (Wilt u Eftelingzegels? Spaart u koopzegels? Wilt u het bonnetje? Een prettige dag verder!) en duw de volle niet te hanteren kar als een beschonken bestuurder richting de uitgang.
Het begon zo mooi. Maar het eindigt immer in mismaakte broden en kapotte eieren.
Een boodschappendeceptie. Elke week weer.
Neen. Ik moet er maar geen stukje over schrijven.
Dat zou zo'n logje zonder fatsoenlijk eind worden. Zonder degelijke verhaallijn zelfs.

Goh. De aarde is niet vergaan hè, zaterdag.
Gelukkig maar.

17 mei 2011

De Ongekroonde Keukenkoningin

Op dit moment zit ik aan de keukentafel met links van mij het aanrecht waar een kleine doch zeer schadelijke bom ontploft is.
Ik bak namelijk cakejes. Negenendertig om precies te zijn.
Olivia was jarig, dat weet u wellicht nog wel, en net toen ik het zweet van het kinderfeestje van me had afgeveegd en tot rust was gekomen in de meivakantie, realiseerde ik me dat ik nog één klein dingetje vergeten was; het Trakteren Op School.
Ohja.
Vorig jaar ging ik mezelf te buiten om cake in frietjesvorm te snijden en die dan in een frietbakje te serveren. Héél leuk. Héél creatief.
Dit jaar zou ik minder moeite nemen dacht ik.
Maar hoe het gebeurd is, geen idee, maar ik zit toch opeens met bakken beslag, rood glazuur, witte stippen, dropveters en meer van die shit te kloten.
Never mind. Alles voor het kind.
Nu ben ik niet zo'n keukenprinsesje hè. Neen.
Niet zo'n bakker. En niet zo'n koker ook nie.
Daar wordt nog wel eens een grapje over gemaakt. Zo van, haha, die Susy. Die kan niet koken.
Oh, je magnetron piept. Ben je aan het koken? Ha. Ha.
Ik kan niet plannen, zet een cake in de oven en verlaat dan het huis.
Bij gebrek aan paneermeel verkruimel ik geen beschuit, want dat heb ik niet, maar Wasa Sesamkrackers.
En ik roerbak óók nog wel eens kant-en-klare bami. Vindt men ook grappig. En een beetje sneu.
Ik vind het net echt.
Maar hee. Af en toe wat verse groenten uit een potje en zo krijgt iedereen tóch zijn vitamientjes binnen hè.
Mensen die goed kunnen koken intimideren mij een beetje.
Vriendinnen kunnen nog wel eens in nét geen geuren en kleuren vertellen over overheerlijke gerechten met voor mij mysterieuze ingrediënten en dan hang ik aan hun lippen.
Ik vind mezelf al een hele pief (pief?) als ik afwijk van het pakje Knorr en een gedurfd snufje zeezout aan het geheel toevoeg. Woewie!
Net als die Masterchefprogramma's. Die hebben een shock-and-aw-effect op mij.
Vorig jáár! Dat meiske van 18 dat won. Ik was verbijsterd!
Toen ik 18 was wist ik alleen hoe je jongens een bord spaghetti moest opwarmen in de magnetron, maar meer ook niet.
What can I say. Ik heb het niet van huis uit meegekregen.
Mijn moeder, een volbloed Indonesische, zat achterin de klas bij de Indonesische kookles.
'Wat doe jij hier?', vroeg de kookjuf streng en mijn moeder dook weg achter de hoogblonde dame die voor haar zat.
Mijn moeder heeft het dus ook niet van huis uit meegekregen.
Raar. Want de overdadige maaltijden van mijn oma, waarvoor ze 3 dagen in de keuken stond en ze de gado-gado achter haar oren had zitten, staan me nog helder voor de geest.
Eitherway. Het is 22.20 uur en ik sta al 2,5 uur in de keuken.
Ik bak paddenstoelencakejes. Ik ben de ongekroonde keukenkoningin. Ik zweer.
Ik zie eruit alsof ik oorlog heb gevoerd en er een bermbom in mijn gezicht ontploft is en er een verdwaalde scherf in mijn pols terecht is gekomen; met een slagaderlijke bloeding tot gevolg.
Maakt niet uit.
Anders zit ik ook maar wat op de bank.

En morgen eten we gewoon weer *kijkt in vrij lege koelkast* ...soep uit blik en een komkommer.

13 mei 2011

El cielo es el límite

Vanmiddag was ik 2 uurtjes op vakantie.
Hip strandtentje, de mannen van de Buena Vista Social Club zaten in een hoekje zachtjes te spelen en er werd verse watermeloen geserveerd.
Heel relaxed.
Mijn kinderen maakten levensgevaarlijke sprongen over strandbanken, trokken de trendy witte vliegengordijnen van het plafond, aten zand en trapten met hun blote voeten in stekelplanten.
Heel relaxed. Zoals ik al zei. Ja nee, maar echt.
En zo ziet het er uit zonder geluid.






Maar morgen gaat de vakantie zelf even op vakantie, als ik de weerlui mag geloven.
Overigens zag ik vandaag Peter Timofeef.
Ik moet daar nog steeds aan wennen. Dat hij geen snor meer heeft.
Ik wéét het niet. Peter Timofeef zonder snor is als....*zoekt een enorm grappige vergelijking*...als als als *faalt jammerlijk*.
God. Wisten jullie dat er in een pakje Honig aspergesoep maar een half procent asperge zit?
Dat komt neer op, en ik heb het echt persoonlijk uitgerekend hoor, jaja, dat komt neer op dríe centimeter asperge in een pan van anderhalve liter soep.
Tis wat hè. Godsgeklaagd. Echt waar.
En nu niet allemaal gaan lopen roepen dat je 'ook geen pákjes soep moet gebruiken, maar het zélf moet maken', want dat weet ik heus wel. En dat doe ik ook altijd hoor.
Ik probeer enkel dit stukje wat op te leuken met een interessant feitje dat ik net op Nu.nl las.
Waarom geen idee.
Want de foto's zijn best leuk. Als je van baggerkwaliteit houdt.
Ik had ook kunnen kiezen voor dat verhaal van die meneer met dat getransplanteerde gezicht, maar da's een beetje jakkie.
Nou goed. Wat zit ik nog hier?
Ik ga mijn zweterige sportschoollijf op den bank neervlijen en me voor het eerst wagen aan een handje Patatje Joppie-chips.
Yes people, you read it good. Patatje Joppie-chips.
Ik bedoel maar. The sky is the limit.

10 mei 2011

'What's another year.'



(Vanochtend schalde Johnny Logan's What's another year uit onze Radio 2-werkradio.
Die zijn namelijk hélemaal into het songfestival. Leuk. Zo word je nog eens ge..eh-trakteerd op Frizzle Sizzle....)

Met een blik op de kalender realiseerde ik me plotseling dat Mijn Grote Verre Enorm Spannende Solo Reis bijna een jaar geleden is.
Veertien mei 2010.
Het lijkt alweer zó lang geleden en zo ver weg.
Nu is een jaar ook best lang en Indonesië ook best ver weg, dus dat gevoel klopt wel een beetje.
Ik kan me soms bijna niet voorstellen dat ik het werkelijk gedaan en meegemaakt heb.
Ik baal er wel een beetje van dat zo'n ervaring binnen een jaar in een vage herinnering verandert.
Een mooie herinnering, dat wel.
Die ik graag bij tijd en wijle eens nalees.
En ook navertel. Al was het maar om de reactie van -meestal een moeder- te peilen.
Zo hing ik laatst aan een denkbeeldig schavot toen ik vertelde alleen op reis te zijn geweest.
'Hoe bedoel je alleen?' Nou, alleen alleen.
En ik zag haar denken: Ontaard! Brandstapel! Jeanne d'Arc!
Hahaha! En: tsssss.

Nu mijn oud-collega Debbie haar baan heeft opgezegd en in juni voor een half jaar naar Donesië* vertrekt, hunker ik stiekem enorm terug naar die luttele 10 dagen.
Nou. Niet echt stiekem. Want ik roep nogal luid elke keer dat ik haar spreek DAT IK ZÓ ONTZETTEND JALOERS BEN!
En ik mail haar in capslock.
Ze gaat daar aan het werk voor haar eigen stagebureautje dat weer nauw verbonden is met Stichting Lombok Care dat dan weer geweldige nuttige projecten opzet, zoals het opknappen van bouwvallige weeshuizen en dergelijke.
Dus niet alleen is ze dadelijk daar in dat prachtige land; ze is óók nog eens enorm zínvol bezig!
Daar bij al die vriendelijke mensen, de prachtige natuur en heerlijke geuren.
De trut.
Oh! Maar zinvol ben ik natuurlijk ook.
Van grote betekenis voor familie, vrienden en de afname van Martini Bianco in de lokale bar-dancing, maar da's tóch anders hè.
Maar goed.
Ik ga nog wel eens terug. Binnenkort. Of over een hele tijd. Alleen. Of niet alleen.
Tot die tijd geniet ik nog na.
Want zo'n herinnering is wel lekker lang houdbaar.





4 mei 2011

Wie de schoen past...

Hoewel ik regelmatig schrijf en veel lees, ontbreekt het mij soms inene aan parate woordenkennis.
Ik heb dat voornamelijk met het gebruik van de juiste werkwoorden.
Dan wil ik iets zeggen, misschien iets nét te interessants en dan stok ik gewoon ergens aan het einde van de zin, omdat ik het juiste werkwoord niet meer weet.
Zo wilde ik laatst zeggen: 'Toch kan ik me niet aan de.'
Dat zei ik dus ook maar dat is geen zin.
Ik kan me niet aan de. Ik kan me niet aan de. Gedachte onttrekken?
Ja, dat is het.
Maar dan zeg ik maar gewoon niets. Liever dat dan me verkeerd uitdrukken.
Toen ik een tijdje terug in een sollicitatiegesprek zat en de meneer informeerde naar mijn schrijfwerk en aanverwante zaken, wilde ik daar even heel blasé over gaan oreren maar liep vast toen ik wilde zeggen: 'Nouhou, dat klinkt me als....'
Als wat? Goud? Water? Engeltjes?
Muziek. Dat weet ik inmiddels.

Misschien ben ik niet het type om spreekwoorden te gebruiken maar soms komt de zeventigerjarenhuisvrouw opeens in me naar boven borrelen en wil ik heel graag zeggen: Nou en toen waren de rapen gaar!
Omdat ik eigenlijk niet zo goed weet wat rapen zijn en het ook nog klinkt als een werkwoord weet ik dan niet of de garen raap zijn of de gapen raar.
Ook met de kers of de aarbei op de slagroom. Of op de taart? Of de slagroom op de taart?
Dan raak ik weer in de war met het neusje op de zalm, al die etenswaren vliegen me tenslotte om de oren, maar dan heb je weer een hele andere betekenis aan het handje.
Zelfstandig naamwoorden zijn niet zo problematisch.
Ik weet dat een tafel een tafel is, een paardensportwinkel een paardensportwinkel en na heel lang nadenken dat een beautycase een beautycase is.
Het énige voorwerp dat ik niet kan benoemen is een plantenspuit.
Dat komt waarschijnlijk omdat zijn uiterlijk totaal niet verraadt hoe het zou kunnen heten.
Ik zie plastic, ik zie water, ik denk nat.
Ik zie het in de handen van de kapper en in die van de kinderen.
Maar ik zie het nooit in de handen van iemand die ermee naar een plant loopt en daar vervolgens dan wild op begint te spuiten.
Als ik het ding wil benoemen, maak ik een trekkeroverhalendevingerbeweging en zeg 'Dat waterding. Weet je wel. Pshh-pshh.'

Vreemd (of irritant) genoeg heb ik er geen problemen mee op momenten dat het niet noodzakelijk (of gewenst) is.
Zo stond ik laatst in een verhit gesprek met onze lokale Blokhakmeneer.
Ik had laarsproblemen die niet opgelost konden worden maar ik liet me niet zomaar wegsturen.
De meneer begon een ingewikkeld verhaal over hakken en hoe moeilijk dat allemaal was en voor ik het wist leunde ik fronsend naar hem toe en zei: 'Hee. Je gaat me toch geen hak zetten, hè?'
Om vervolgens verontschuldigend te ginnegappen en naar de overige 4 klanten te kijken die, heel raar, stug voor zich uitkeken.
Meneer ginnegapte niet mee en ging onverstoorbaar verder over de moeilijke herstelwerkzaamheden en dat hij dat niet zelf kon en, wóp, daar was ik weer: 'Nee, je moet wel bij je leest blijven! Schoenmakertjee!'
Inmiddels hinnikte ik al wat harder, vond mezelf bijzonder komisch en dat was het misschien ook geweest als het daarbij gestopt was.
Hij keek me even zwijgend aan en hervatte zijn verhaal.
Dat het nog maar een kwestie van tijd was dat mijn hak er zou afvallen.
Ik onderbrak hem gierend, zei dat ik natuurlijk níet naast mijn schoenen wilde gaan lopen en sloeg van gekkigheid met mijn hand op de balie.
Dat was het moment dat de hele Blokhak stil viel, ik het inmiddels uitgestoken oranje tasje met mijn laarzen erin aanpakte en schoorvoetend (....) het pand verliet.
Ik heb nog altijd geen idee waar de schoen nou precies wringde.
Wrong.


Moraal van het verha-
en toen viel mijn internet eruit, typte ik dit héle stukje gewoon nog eens, vloekend en tierend, terwijl de moed me in de....juist.

2 mei 2011

Significant beter

Oh hemel.
Ik loop achter.
Want het was Koninginnedag en heerlijk zonnig en Kate had pronte tietjes en Pippa is een grappige naam en Obama deed een stand-up comedian na en Osama deed net of ie dood was en nou, voor je het weet ben je weer een week verder he.
Met het jaarlijkse Koninginnedagfietsversieren op het schoolplein won Tijl de eerste prijs in de categorie Peuters, maar ik durf te zweren dat het was omdat ie het 'rondje fietsen en je fiets showen' niet helemaal begreep en al lang voordat er ook maar 1 ander kindje van start was gegaan al 80 rondjes the size of a voetbalveld had afgelegd op z'n doortrappende driewieler.
Doorzettingsvermogen wordt beloond.
Tijdens het 87e rondje tussen alle kinderfietschaos besloot ie opeens dat hij geen zin meer had, draaide zich acuut om, liet talloze voetjes-tussen-spaken achter zich en spookfietste terug naar het schoolplein, om daar een plakkerig stuk cake te eten die was gesneden terwijl het plastic er nog omheen zat, waardoor je bij elk plakje cake ook een reepje verpakking erbij kreeg.
Lois won de eerste prijs in de groep 1-2 categorie, Oliva de tweede, maar uiteindelijk bleek dat zélfs de toevallig voorbijfietsende buurtbewoner een prijs had gewonnen, dus héél streng is de jury niet geweest.
Iedereen blij dus.
 
Nou en verder?
Vandaag viel de nieuwe Kinderen op de mat met (mat met mat met mat met) daarin mijn laatste column voor Kinderen.
Moving on naar Kek Mama dus want binnen afzienbare tijd (Afzienbare tijd. Dat moet je altijd zeggen met het accent op 'áf', vind ik, net zoals 'síg-nificant beter'.) gaat dat lawaaige sujet genaamd Tijl naar school.
Naar schóól!
Daar ga ik nu nog even niet hysterisch over doen, dat komt wel, maak je geen zorgen.
 
Nu had ik eigenlijk nog allemaal kleurrijke foto's.
Eens kijken of ik de zin nog kan vinden om ze hier neer te zetten.
En volgende keer weer een uiterst boeiend stukje over dat ik nooit weet dat een plantenspuit een plantenspuit heet.
Ik kan zelf al niet wachten...
 
Overigens won ik €7,50 in de Staatsloterij.
Dat is...ehm....ongeveer 0,125 cent per jaar en dus óngeveer 0,0104666666666666666667 eenheden per maand. Voor de rest van mijn leven.
Leuk.