4 mei 2011

Wie de schoen past...

Hoewel ik regelmatig schrijf en veel lees, ontbreekt het mij soms inene aan parate woordenkennis.
Ik heb dat voornamelijk met het gebruik van de juiste werkwoorden.
Dan wil ik iets zeggen, misschien iets nét te interessants en dan stok ik gewoon ergens aan het einde van de zin, omdat ik het juiste werkwoord niet meer weet.
Zo wilde ik laatst zeggen: 'Toch kan ik me niet aan de.'
Dat zei ik dus ook maar dat is geen zin.
Ik kan me niet aan de. Ik kan me niet aan de. Gedachte onttrekken?
Ja, dat is het.
Maar dan zeg ik maar gewoon niets. Liever dat dan me verkeerd uitdrukken.
Toen ik een tijdje terug in een sollicitatiegesprek zat en de meneer informeerde naar mijn schrijfwerk en aanverwante zaken, wilde ik daar even heel blasé over gaan oreren maar liep vast toen ik wilde zeggen: 'Nouhou, dat klinkt me als....'
Als wat? Goud? Water? Engeltjes?
Muziek. Dat weet ik inmiddels.

Misschien ben ik niet het type om spreekwoorden te gebruiken maar soms komt de zeventigerjarenhuisvrouw opeens in me naar boven borrelen en wil ik heel graag zeggen: Nou en toen waren de rapen gaar!
Omdat ik eigenlijk niet zo goed weet wat rapen zijn en het ook nog klinkt als een werkwoord weet ik dan niet of de garen raap zijn of de gapen raar.
Ook met de kers of de aarbei op de slagroom. Of op de taart? Of de slagroom op de taart?
Dan raak ik weer in de war met het neusje op de zalm, al die etenswaren vliegen me tenslotte om de oren, maar dan heb je weer een hele andere betekenis aan het handje.
Zelfstandig naamwoorden zijn niet zo problematisch.
Ik weet dat een tafel een tafel is, een paardensportwinkel een paardensportwinkel en na heel lang nadenken dat een beautycase een beautycase is.
Het énige voorwerp dat ik niet kan benoemen is een plantenspuit.
Dat komt waarschijnlijk omdat zijn uiterlijk totaal niet verraadt hoe het zou kunnen heten.
Ik zie plastic, ik zie water, ik denk nat.
Ik zie het in de handen van de kapper en in die van de kinderen.
Maar ik zie het nooit in de handen van iemand die ermee naar een plant loopt en daar vervolgens dan wild op begint te spuiten.
Als ik het ding wil benoemen, maak ik een trekkeroverhalendevingerbeweging en zeg 'Dat waterding. Weet je wel. Pshh-pshh.'

Vreemd (of irritant) genoeg heb ik er geen problemen mee op momenten dat het niet noodzakelijk (of gewenst) is.
Zo stond ik laatst in een verhit gesprek met onze lokale Blokhakmeneer.
Ik had laarsproblemen die niet opgelost konden worden maar ik liet me niet zomaar wegsturen.
De meneer begon een ingewikkeld verhaal over hakken en hoe moeilijk dat allemaal was en voor ik het wist leunde ik fronsend naar hem toe en zei: 'Hee. Je gaat me toch geen hak zetten, hè?'
Om vervolgens verontschuldigend te ginnegappen en naar de overige 4 klanten te kijken die, heel raar, stug voor zich uitkeken.
Meneer ginnegapte niet mee en ging onverstoorbaar verder over de moeilijke herstelwerkzaamheden en dat hij dat niet zelf kon en, wóp, daar was ik weer: 'Nee, je moet wel bij je leest blijven! Schoenmakertjee!'
Inmiddels hinnikte ik al wat harder, vond mezelf bijzonder komisch en dat was het misschien ook geweest als het daarbij gestopt was.
Hij keek me even zwijgend aan en hervatte zijn verhaal.
Dat het nog maar een kwestie van tijd was dat mijn hak er zou afvallen.
Ik onderbrak hem gierend, zei dat ik natuurlijk níet naast mijn schoenen wilde gaan lopen en sloeg van gekkigheid met mijn hand op de balie.
Dat was het moment dat de hele Blokhak stil viel, ik het inmiddels uitgestoken oranje tasje met mijn laarzen erin aanpakte en schoorvoetend (....) het pand verliet.
Ik heb nog altijd geen idee waar de schoen nou precies wringde.
Wrong.


Moraal van het verha-
en toen viel mijn internet eruit, typte ik dit héle stukje gewoon nog eens, vloekend en tierend, terwijl de moed me in de....juist.